vrijdag 18 juni 2021

Curaçao: 1 stuiver 1822. Verschenen in Maandblad voor Numismatiek, juni 2021



Curaçao: Meer verschillen bij munten van 1 stuiver uit 1822

 

Inleiding

Onder leiding van Schout bij Nacht en Gouverneur van Curaçao Paulus Roelof Cantz’laar[1] werden er in 1820 maatregelen genomen om de gebrekkige toestand van het muntverkeer te verbeteren[2]. Hij verleende zijn goedkeuring om over te gaan tot de invoering van zilveren realen (1821) en stuivers.   De fabricage van de 360.000 stuivers vond in 1822 plaats, in de Verenigde Staten van Amerika, en het is niet bekend in welk munthuis dat geschiedde. Zij werden vervolgens per schip vervoerd van New York naar Curaçao. Vanaf 1841 werden deze stuivers ook bij ’s Rijks Munt in Utrecht geproduceerd. De muntstukken waren tevens in omloop op de nabij gelegen eilanden Aruba en Bonaire. In het boek van C. Scholten ‘De munten van de Nederlandsche Gebiedsdeelen Overzee’ vinden we onder nummer 1390 deze munten in drie verschillende varianten, namelijk 1390 a, -b en c. Echter onder ‘b’ blijken er meer variëteiten te zijn:

Stuivers geproduceerd in de Verenigde Staten van Amerika.

Voorzijde: binnen een parelcirkel 1822 / ___   / en daarboven CURACAO (in plaats van CURAçAO) . Keerzijde: binnen een parelcirkel  1 / __   /  Stuiver / . Deze ster staat rechts van het midden. De cijfers van het jaartal zijn dicht op elkaar aangebracht en deze uitvoering is volgens Scholten in de V.S. gefabriceerd (Scho 1390a). Het muntje heeft een gladde rand, een diameter van 15,5 mm en een gewicht van ca. 0,81 gram zilver met een gehalte van 300/1000.


Curaçao: 1 stuiver 1822, Scho 1390a

 

Volgens Scholten was er nog een ander type (Scho 1390b) dat ook in de V.S werd geproduceerd en met 0,89 gram iets zwaarder was. Verder zou deze zijn te herkennen aan de grotere ruimtes tussen de cijfers van het jaartal. Uit mijn onderzoek blijkt dat binnen deze omschrijving vier uitvoeringen bestaan en deze heb ik hierna verder toegelicht. In tegenstelling tot het vorige exemplaar begint en eindigt het jaartal tussen de C en een schuine O. Het viel mij op dat de 2 naast de 8 wat kleiner is en dat de 1 niet recht boven het streepje werd geplaatst. (Tevens is er een stempelbarstje te zien aan de keerzijde; links van ster tot parelrand).


Curaçao: 1 stuiver 1822, Scho 1390b (1)

 

De O in CURACAO is bij deze variant in een rechte positie gekomen en het lijntje onder het jaartal staat wat lager. Het cijfer 1 is hier centraler geplaatst en het woord ‘Stuiver’ staat een fractie lager.


Curaçao: 1 stuiver 1822, Scho 1390b (2)

 

Een combinatie van stempels van de beide hiervoor genoemde munten heeft tot deze derde variant geleid. Het stempelbarstje komt soms voor bij de keerzijde van de uitvoering  Scho 1390b(1) en is ook hier aanwezig. Men heeft in dit geval de voorzijde van het stempel voor Scho 1390b(2) gebruikt om tot een nieuwe variant te komen.


Curaçao: 1 stuiver 1822, Scho 1390b (3); met keerzijde van (1) en voorzijde van (2)

Bij deze vierde variant zijn de spaties tussen de letters van het woord CURACAO wat ruimer gekozen, waardoor de C en de (schuine) O voorbij het jaartal beginnen en eindigen. De afstand tussen de tweeën van ‘22’ is groter, terwijl de weergave van tekst en tekens aan de keerzijde een symmetrisch beeld laat zien.


Curaçao: 1 stuiver 1822, Scho 1390b (4)

 

Stuivers uit Utrecht

De Minister van Financiën nam op 11 december 1840 het besluit om opnieuw Curaçaose stuivers te laten slaan. De feitelijke productie vond plaats in 1841 te Utrecht met een oplage van 169.007 stuks. De Utrechtse stukken zijn met ca. 0,68 gram wat lichter en ook strakker van stijl, waarbij ook gebruik werd gemaakt van een iets ander lettertype met o.a. een meer ronde letter e, waarover Scholten in zijn boek repte. Op de andere stuivers heeft de letter e meer een ovale vorm. Het streepje onder de waardeaanduiding ‘1’ is wat lager geplaatst. Op de keerzijde staat de ster duidelijk links van het midden.


Curacao: 1 stuiver 1822 (Utrecht 1841), Scho 1390c

 

Conclusie:

Uit mijn onderzoek van dit toch eenvoudig uitgevoerde muntje blijkt dat het aantal varianten is verdubbeld van drie naar zes. Deze ontdekkingen komen voor in het type dat onder C. Scholten werd genoemd: Scho 1390b (hier nu aangevuld met -1, -2, -3 of -4).


Erik J. van Loon


Literatuur:

C. Scholten. ‘De Munten van de Nederlandse Gebiedsdelen Overzee 1601-1948’, blz. 167. , J. Schulman, Amsterdam 1951.

Dr. J.W.A. van Hengel. ‘De Curaçaosche realen en stuivers van 1821 en 1822’. ‘De West=Indische Gids’, twintigste jaargang 1938, blz. 228-233

Dr. J.W.A. van Hengel. ‘Jaarboek Koninklijk Nederlandsch Genootschap voor Munt- en Penningkunde’. Het Genootschap, Amsterdam 1940.

T. Peters, J. Scheper en J. Mevius red., NVMH Muntalmanak 2021, 38e editie. IJsselstein 2020   

 

Bronnen:

EBay

Bijlage:

 

De Curaçaosche Courant van 17 Augustus 1822 bevat hieromtrent de volgende Publicatie:

 

 „De Schout bij Nacht Gouverneur en Raden van Policie van Curaçao en Onderhoorige Eilanden. Allen den genen die deze zullen zien of hooren lezen, salut!

doen te weten:

Nademaal het raadzaam en hoog noodig geoordeeld is eene bepaalde som aan nieuwe stuivers op dit en de onderhoorige eilanden, tot gerijf der ingezetenen, gangbaar te maken; waardoor niet alleen voorzien wordt in de groote schaarsheid welke, sedert een geruimen tijd, aan die soort van kleingeld ondervonden is, waar tevens ook de thans nog in circulatie zijnde stuivers, zonder inconvenientie van het publiek, kunnen ongangbaar verklaard worden.

Is goedgevonden en besloten:

1.       De hiervorenbedoelde nieuwe stuivers die gemunt zijn zooals hierin omschreven wordt namelijk: aan de eene zijde het talletter 1 boven op het woord Stuiver en aan de andere zijde het jaartal 1822 met het woord C u r a ç a o, op dit en de onderhoorige eilanden Bonaire en Aruba als koloniale munt gangbaar te maken, tegen acht en veertig stuivers per pezo van achten of zes stuivers voor eene zilveren reaal of schelling; tegen welken koers de gemelde stuivers door allen ende een iegelijken op de gemelde eilanden zullen moeten ontvangen en aangenomen worden.

2.       De stuivers die thans in circulatie zijn, van en na de afkondiging dezer wet op dit en de onderhoorige eilanden, ongangbaar te verklaren, zooals dezelve bij deze ongangbaar worden verklaard; zullende dus geene andere dan de in § 1 vermelde stuivers op de gemelde eilanden in omloop mogen wezen.

3.       Kennelijk te maken dat de nieuwe gangbare stuivers op morgen den 14den dezer en volgende dagen ten kantore van het Fonds tot vernietiging der bewijzen van afgekeurde Johannissen aan degenen die zulks zullen verlangen in kleine sommen zullen worden verwisseld voor ander alhier te Lande gangbaar geld.

Aldus gearresteerd in des Raads vergadering gehouden op het Gouvernements Huis, binnen het Fort Amsterdam op Curaçao den 13den Augustus 1822, het negende jaar van Zijner Majesteits Regering”.

De Gouverneur en Raden voornoemd,

(w. g.) Cantz'laar .

Ter ordonnantie van dezelve,

 (w. g.) W. Prince , Sec.

 

 

Uit: ‘Jaarboek Koninklijk Nederlandsch Genootschap voor Munt- en Penningkunde’. Het Genootschap, Amsterdam 1940.

 



[1] Werd in Amsterdam geboren op 22 november 1771 en is overleden te Paramaribo in Suriname op 15 december 1831.

[2] Zie de toegevoegde bijlage