Koninkrijk der Nederlanden. Wilhelmina (1890-1948) - 10 Cent 1906 Proefontwerp voor een nieuw munttype door J.C. Wienecke (Schulman 929, JCW -, zie JMP 1908) – Vz. Koningskroon met linten, waaruit twee eikentakken ontspruiten; onderaan een banderol met NEDERLAND, het muntmeester- en muntteken en het jaartal; rondom een 4,5 mm brede slijtrand waarin inwaarts een krans van zeven lauwertakjes / Kz. De waarde: 10 / CENTS tussen samengestrikte oranjetakken; rondom een brede rand als op de voorzijde – kopernikkel 21,9 à 22,0 mm 6,62 gram – bijna PR, op de keerzijde rechts een kleine beschadiging waaromheen een strook met mat oppervlak – van de hoogste zeldzaamheid.
NB Vanaf 1904 zijn bij ’s Rijks Munt proefnemingen gedaan voor een nieuw type stuiver, waaraan later eventueel een overeenkomstig 10-centstuk zou worden toegevoegd. Het nieuwe type moest goed te onderscheiden zijn van de overige Nederlandse munten én van die van Duitsland en België, die in de grensstreken omliepen. Nadat ontwerpen in de richting van een grote bronzen munt en een nikkelen munt met een afwijkende vorm waren verworpen, ontwierp ’s Rijks stempelsnijder J.C. Wienecke een 10-centstuk dat herkenbaar moest zijn door zijn dikte en zijn brede slijtrand (Sch. 928). Deze rand werd echter niet als fraai beoordeeld en bovendien vreesde met dat hierop reclameboodschappen konden worden aangebracht. Wienecke bracht hierna op het muntstempel handmatig een versiering op de slijtrand aan. Zijn oplossing mocht echter niet baten en het type met brede slijtrand werd niet verder ontwikkeld.Van alle proefmunten uit de periode 1904-1907 zijn maar enkele afslagen bewaard gebleven en deze zijn grotendeels in openbare collecties terechtgekomen. Muntmeester Hoitsema heeft van elk type ontwerp twee exemplaren in de collectie van ’s Rijks Munt opgenomen, stukken die zich tegenwoordig in de Nationale Collectie bevinden. Wat verder nog aan proefmunten resteerde heeft hij blijkbaar in 1908 opgeruimd, want in dat jaar heeft Hoitsema een aantal proefmunten geschonken aan het Koninklijk Kabinet van Munten, Penningen en Gesneden Stenen, het latere Penningkabinet. De Nationale Collectie bevat uit die bron onder andere één exemplaar van Schulman 929 en ook één exemplaar van het andere dubbeltje met brtede rand, Schulman 928. Naast deze stukken die door en via ’s Rijks Munt zijn achtergehouden, zijn ook enkele exemplaren in particulier bezit geraakt. Waarschijnlijk zijn zij achtergebleven bij personen uit de ambtelijke top die bij het project betrokken waren. Zo is één serie van 22 proefmunten in november 1925 bij de firma Schulman geveild. De Nederlandsche Bank heeft in 1956 voor haar verzameling één exemplaar van de 10 cent Schulman 928 in de handel aangekocht; het is niet bekend of dit stuk oorspronkelijk uit de veiling van 1925 stamt. Evenmin is de herkomst bekend van de kopernikkelen proefmunt van 5 cent 1904 met centrale doorboring (Schulman 935a) die in 2011 bij MPO werd geveild en voor € 7.500 werd afgeslagen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten